vrijdag 26 september 2008

Shri Ramana Maharshi




Wanneer we het over advaita hebben kunnen we niet voorbij gaan aan een van de grootste leraren op dit terrein, Sri Ramana Maharshi. Een van de vaakst gehoorde uitdrukkingen op de weg naar realisatie van het zelf is wel ‘het ego loslaten’. Nu weet iedereen natuurlijk waar puur egoïsme toe kan leiden, dus over dat ego gaat het hier niet. Het betreft evenmin het ‘ego’ dat sommige psychologische benaderingen hanteren en waarbij gestreefd wordt naar het groeien in volwassenheid. Dat soort ego loslaten is absoluut nergens voor nodig.

Het ‘ego’ waar de leraren in de advaita en andere bevrijdingswegen het over hebben is het obstakel bij uitstek, een activiteit van het denken, een identificatie via het denken met een persoon, een bestaand figuur die meer of minder is dan andere figuren of een combinatie van beide. Dit ego, het ‘denken’ bestaat essentieel uit vergelijken. Het is gebaseerd op een gewoonte-groef met als voornaamste kenmerk de gehechtheid aan een mening over jezelf of over de ander(en). Een zelfbeeld dat maar niet wil oplossen, maar dat integendeel er alles voor over heeft om te continueren, te kunnen blijven bestaan.
Elke activiteit van het lichaam, het denken en het voelen draait bij die persoonlijkheid om de veronderstelling dat er een ‘ik’ is die iets doet. Dat ‘ik’ wordt beschouwd als een continuerende en blijvende entiteit.

De oudste bekende advaitaleraar, Bhagavan Shri Ramana Maharshi (1879-1950 heeft verreweg de meeste invloed gehad en is het levende symbool geworden van de Advaita.

Alles in zijn onderricht draaide rond de vraag ‘Wie ben ik?’. Dat was voor hem de ware vorm van zelf-onderzoek. Het toelaten van die vraag bracht volgens hem het daadwerkelijk oplossen teweeg van gedachten en identificaties. Het laten ervaren van het effect van de vraag was zonder verdere toelichting genoeg. Wanneer hem de vraag gesteld werd hoe dit dan moest gebeuren, antwoordde hij: ‘Het verkeerde ‘ik’ hoef je niet te elimineren. Hoe zou ‘ik’ zich zelf kunnen elimineren? Vindt enkel zijn oorsprong en verblijf daar!’ Wanneer je het ‘ik’ gaat zoeken, zul je vanzelf wel merken dat het niet eens bestaat. En dat is nu juist de manier om het te vernietigen want hoe kan iets dat niet bestaat vernietigd worden?’

Maar wat bestaat er nu wel en wat bestaat er nu niet? Je blijft met die vraag zitten, hoe dan ook. Daarop antwoordde Ramana dan: ‘Zoals een vonk opspat uit vuur, zo rijst individualiteit op uit het Absolute Zelf. Deze vonk wordt dan ‘ik’ genoemd. Bij iemand die niet tot besef is gekomen identificeert het ‘ik’ zich met een object, tegelijk met zijn eigen ontstaan. Zonder zo’n verbinding met een object is het ‘ik’ niet in staat te blijven bestaan. Dit is nu precies wat we ‘niet-beseffen’ noemen. De vergissing is precies de neiging van het ‘ik’ om zich als een object voor te doen.
Het lichaam is zonder gewaarzijn en kan op zichzelf niet ‘ik’ zeggen en Zijn-Gewaarzijn kent geen verschijnen noch verdwijnen. Toch ontstaat er iets tussen deze twee in als een ‘ik’ dat het lichaam als maatstaf neemt en zich ermee identificeert. Het gaat er nu om deze verknoping door te snijden. Dit doorsnijden is geen gewelddadigde activiteit maar gewoon kijken. Je dacht dat je al keek maar dat deed je niet echt. Wanneer je echt gaaat kijken zul je merken waar je die ‘ik-persoon’ kunt vinden. Het ‘ik’ is louter een ongrijpbare verbinding tussen het lichaam en louter Bewustzijn. Niet werkelijk. Wanneer je niet nauwkeurig genoeg kijkt, blijft het je last bezorgen. Kijk je met volle aandacht, dan blijkt het niet eens te bestaan.
Wanneer je het ‘ik’ werkelijk en gemeend gaat zoeken, verdwijnt het, bestaat het niet eens.

Op deze manier lijkt het echter alsof er een gebeurtenis in de tijd overheen dient te gaan; eerst dit en dan pas dat. Ramana legde echter evenveel nadruk op het feit dat het altijd-aanwezige Bewustzijn op zich altijd al zuiver gebleven is en niet verknoopt met wat dan ook. ‘Ik’ besta nu al enkel en alleen uit zuiver Bewustzijn-op-zich.

Wat wij ‘object’ noemen (of dat nu een materieel ding of een psychisch object, een gedachte dus betreft, het gaat in feite altijd om een gelijktijdig bestaan van subject en object. Ik maak nu dit bepaalde object mee en dan maak ik een volgend object mee en dan weer een ander object enzovoort. Altijd is er die vermenging, die verknoping waarin IK constant hetzelfde blijf. Anders gezegd; elke seconde dat wij ons verbeelden dat er uitsluitend objecten in onze aandacht zijn (materiële of psychische) is er tegelijkertijd het IK als subject (niet als het persoonlijke ‘ik’ dat ook niet meer dan een object is en dat slechts tijdelijk optreedt. Zonder Subject of IK is er geen enkel object mogelijk. Dan is er domweg niets. Ramana adviseert dus om altijd bij het aanwezige Subject te blijven ook al wordt je voortdurend weggelokt naar allerlei schijnbare objecten. Dat hindert niets. Altijd is het Subject, het altijd aanwezige Licht aanwezig. Nooit is het er niet!
Hoe meer je vraagt naar de bron van het ‘ik’ (persoon), hoe meer je gaat zien ‘ik’ in feite ‘IK’ is, totaal objectloos, ononderbroken ‘IK, IK, IK,IK’.
Ramana zegt dat wanneer je de illusie van het ‘ik’ van je afschudt het ‘IK’ toch overblijift. Dit kun je de paradox van de Zelfrealisatie noemen. De hele tijd bestaat er slechts één ‘IK’ en van tijd tot tijd komt dan de zich-vergissende ‘ik-gedachte’ op terwijl het IK continu blijvend is en vanuit zichzelf bestaat, zelfs voordat het manifest wordt.
We zijn hier echter aanbeland bij de grote valkuil van advaita want wanneer het advies gegeven wordt om je aandacht altijd bij het pure subject te houden, met uitsluiting van de objecten, dan klinkt dit uitgangspunt van twee realiteiten heel erg dualistisch.
Het antwoord van Ramana hierop luidt dat je niet anders kunt dan de aandacht weg houden van al die gedachten en gevoelens, voor al het objectieve zo lang je het objectieve nog beleeft als apart van het Subject! Daarna pas kun je gaan beseffen dat gewaarloosheid niet apart staat van Gewaarzijn. Gewaarzijn en gewaarwording zijn geen twee aparte realiteiten maar slechts een manier van praten om de zoeker een zeker inzicht te verlenen wat hem ertoe kan brengen zelf te ervaren dat de zogenaamde ‘materie’ (objecten) vervat zit in het kennen (gewaarzijn) ervan. Je kunt Gewaarzijn niet tot object maken. Er is geen veelvoud van. Je kunt er enkel mee samenvallen, door herkenning. Ik, Ik, Ik, continu zonder vorm, zonder inhoud, zonder klank of kleur. Verder valt er niets meer te doen dan je erin te ontspannen.
Hier is de zoektocht voorbij.
Daarom heet het ook zelf-realisatie, je moet zelf de waarheid zien en ‘IK’ is altijd aanwezig, het hoeft nergens heen. Je moet het niet gaan zoeken. Waar jij ook gaat, jij bent er.

‘IK’ is er al.


Vrij naar een tekst van Philip Renard.

Geen opmerkingen: