zaterdag 10 januari 2009

De Kern (slot)

III. Zelfrealisatie

1. Het is moeilijk uit te drukken, maar eigenlijk bestaat enkel Turiya, alle andere staten vloeien eruit voort en alle objecten komen voort uit die staten. Maar wanneer Turiya gestabiliseerd is als jouw primaire staat – als je altijd bewust bent van die fundamentele staat – worden de andere staten en de wereld ook gezien als jij, als een schaduw van de werkelijke jij. Die staten hebben zo weinig gemeen met de werkelijke jij, dat je net zo goed zou kunnen zeggen dat ze niet bestaan. Er meer over zeggen, zou te veel conceptuele problemen creëeren die leiden tot een filosofische uiteenzetting zonder einde, wat niet strookt met de juiste manier om in het zelf te blijven. Daarom moet een dergelijk onderzoek nooit worden nagestreefd. Verwijl enkel in het zelf.

2. Het eerste inzicht dat jij werkelijk de ongrond bent, de onsterfelijke staat, Turiya, is zelfrealisatie. Het Zelf, als de waaktoestand, herkent zijn ware natuur als de vierde, staatloze en onsterfelijke staat, Turiya, die voor en voorbij waak-, droom- of slaapbewustzijn is.

3. De meeste mensen die dit ontdekken, verliezen het, omdat zij niet stabiliseren in de Turiyastaat. Stabilisatie vraagt oefening. In veel mensen waarin Turiya wordt herkend, is het denken als ogenschijnlijke entiteit voor altijd vernietigd. Toch gaat bij de meesten die bewust worden van Turiya, die herkenning uiteindelijk verloren, maar de herinnering aan de waarheid van de fundamentele staat en de daaruit voortkomende staten blijft altijd aanwezig.

4. De meesten hebben ‘inspanning’ nodig om in de vierde staat te stabiliseren, terwijl de vierde staat zelf totaal vrij is van enige inspanning. Inspanning is nodig om te oefenen in de vierde staat die zelf zonder inspanning is, te blijven. In werkelijkheid betekent dit dat je in stilte zonder gedachten blijft. Ramana ‘oefende’ vele jaren in het in die vierde staat, in stilte, te blijven vooraleer hij ook maar iemand onderricht gaf. Wanneer het menselijke brein echter permanent gestorven is, is men altijd in die staatloze staat, de vierde staat Turiya. Het is beter om zelfonderzoek te doen dan dit te weten.

5. Robert adviseerde de wil te gebruiken om in die staat te blijven tot hij voor altijd begrepen is.

6. Gewaarzijn van, onderdompeling in die staatloze, eeuwige staat, komt en gaat tot de processen rond de kerngedachte ophouden met de zogenaamde dood van het ego. Dan is er volledige stabiliteit in het wortelbewustzijn. Let wel dat alles wat ik net heb gezegd voor jou slechts concepten zijn en niet veel meer waarde hebben dan om het even welke andere droom. Het is een leugentje om je aan te zetten tot het proberen te verwijlen in gewaarzijn. Het belangrijkste is te verblijven in het Zelf.

7. De ervaring van Samadhi en uiteindelijk van Sahaj Samadhi is belangrijk, de totale vernietiging van het persoonlijke en denkbeeldige zelf.

8. Weet zelfs dan, dat jij ook voorbij dit bent. Geen enkele beschrijving kan worden gegeven. Het is onuitsprekelijk.

donderdag 8 januari 2009

De Kern (vervolg)

II. Het Ware Zelf

1. Wat hierboven staat wordt verkregen in de waaktoestand, de alledaagse waakzaamheid. Alles wat je in het waakbewustzijn kent of begrijpt is denken.

2. De waaktoestand komt en gaat. Hij gaat wanneer je in slaap valt. Hij gaat wanneer je dronken wordt. Hij gaat soms wanneer je op je hoofd geraakt wordt. Hij gaat wanneer je lichaam sterft. Hij is niet permanent. Hij is net als de vlam van een kaars in de tocht, soms flikkert ze hevig, soms gaat ze bijna uit en uiteindelijk dooft ze.

3. Bij de waaktoestand hoort altijd een lichaam, met een conceptueel, ogenschijnlijk bestaan. Het zijn de zintuigen van het lichaam en het denken die de wereld en het ‘ik’ creëren. Maar het is slechts illusie, verbeelding in bewustzijn.

4. Waakbewustzijn is lichaamsbewustzijn. Zonder lichaam zijn er geen zintuigen; zonder zintuigen zijn er geen objecten of geen wereld. Althans zo lijkt het.
Het droombewustzijn vraagt ook een denkbeeldig lichaam. Alle dingen worden door het denken gecreëerd, en het individuele denken wordt geassocieerd met een ogenschijnlijk verstand en lichaam.

5. In feite, zijn de waaktoestand en de droomstaat zelf gedachten die ontstaan uit de fundamentele natuur die vóór het denken is. Objecten in de waak- en droomstaat zijn niet enkel een verdichtsel van het menselijke brein, de waak- en droomstaat zelf, samen met het gedroomde lichaam, hebben geen werkelijk bestaan.

6. Het ogenschijnlijke lichaam-geest is een ‘knoop’ in gewaarzijn. Er is een gewaarzijn vooraf en voorbij die knoop. Dat gewaarzijn bevat en geeft een ogenschijnlijk bestaan aan het waak- en droombewustzijn, doorgaans de waak- en droomstaat genoemd, met inbegrip van de objecten die erin aanwezig zijn.

7. Het eerste ontwaken vernietigt het ‘ik’ en de wereld der objecten. Het tweede ontwaken vernietigt het waak- en droombewustzijn. Ze blijven schijnbaar bestaan maar je weet nu dat ze vals zijn. Ze ontstaan uit iets ‘dieper’. (de term ‘dieper’ creëert ook een denkbeeldige dualiteit; een dualiteit die niet echt is maar louter gebruikt wordt voor de uiteenzetting.)

8. Zelfs de diepe slaap is een bewustzijnsstaat. Het brein, de geest en het lichaam worden gedurende die ‘tijd’ stopgezet. Alles is vergeten omdat denken nodig is om zich iets te herinneren. Tijdens de diepe slaap wordt het denken en het brein stopgezet. Ze worden beide vergeten. Maar een onderliggend gewaarzijn blijft aanwezig.

9. Dat dieper gewaarzijn of bewustzijn observeert het waken, de droom en de slaap.

10. Er is geen enkel argument dat kan bewijzen dat er een waarnemend bewustzijn of bestaan in de slaap aanwezig is. Alle argumenten die beweren dat er bewustzijn is tijdens de slaap hangen van argumentatie en conclusie af. Ze proberen de lezer te overtuigen dat dit hun directe ervaring is door gevolgtrekking. Dat is een zwak punt in elke Jnani-uiteenzetting: het mysterie van de diepe slaap, de derde bewustzijnsstaat.

11. Er is een ‘staat’ van bewustzijn die ‘voorbij’ de diepe slaap is. Dit primair bewustzijn wordt hier voor alle duidelijkheid gewaarzijn genoemd. Dit gewaarzijn is voorbij waak- en droombewustzijn. Dat gewaarzijn bestaat en is zichzelf gewaar tijdens al de andere staten van waken, droom en diepe slaap. Dit kerngewaarzijn in de waaktoestand vinden heet zelfrealisatie. In die realisatie wordt de waaktoestand zelf als bedrieglijk gezien.

12. Alle andere staten komen en gaan in deze staatloze staat van gewaarzijn, vaak de vierde staat genoemd. De vierde staat is de getuige van waken, slaap en droom. Het is de constante aandacht van het fundamenteel gewaarzijn die verschijnt als jou in een klein en onbetekenend lichaam/geest.

13. Het concept van een vierde staat is een louter conceptueel onderscheid, maar het dichtst bij de ‘waarheid’ als in woorden kan worden uitgedrukt, daar Het ‘voor’ en ‘voorbij’ de waak-, slaap- en droomstaat ligt, en in feite in alle drie constant aanwezig blijft. Elke bewustzijnsstaat en alle objecten in de waak- en droomwerelden, vloeien eruit voort en worden er door geobserveerd. Waken, dromen en slapen komen eruit voort maar het is zelf geen staat. Het is de subjectieve bron waaruit alle andere staten als object verschijnen.

14. Totdat je dit fundamenteel gewaarzijn bewust kent door het denken in de waaktoestand te gebruiken, blijft de vierde staat slechts een idee, een concept; één onder vele concepten en zeker niet door argumentatie te bewijzen.

15. Deze vierde (niet) staat wordt ‘Turiya’ genoemd, louter omwille van de communicatie. De termen ‘de vierde staat’ en ‘Turiya’ zijn slechts concepten, woorden, totdat je het voor en voorbij de waak-, slaap- en droomstaten ervaart. De laatstgenoemde zijn tijdelijk en veranderlijk. Enkel Turiya is permanent stabiel. In essentie bestaat enkel Turiya, al de rest is tijdelijk, denkbeeldig en afgeleid.

16. In feite bestaat Turiya, de staatloze staat of gewaarzijn niet, vermits bestaan een eigenschap is van de denkbeeldige wereld. Gewaarzijn is voorbij elk bestaan en is de waarnemer van het ogenschijnlijk bestaande.

17. Het staatloze en onsterfelijke gewaarzijn, Turiya, is altijd gewaar en het is zichzelf in stilte gewaar wanneer de wereld niet bestaat. Tot je dit gewaarzijn in stilte kent, kun je niet weten dat je geen individu bent, geen menselijk wezen, die leeft en sterft, met een begin en een einde.

18. Turiya is de permanente staat, onsterfelijk, de eeuwige staat voor en voorbij het bestaan. Jij, als gewaarzijn, was altijd. Jij was nooit niet noch zul je ooit niet zijn.

19. Dit absoluut stil gewaarzijn, Turiya, wordt ofwel in de waaktoestand ontdekt of tijdens de ogenschijnlijke kloof tussen waak- en droomstaat. Daar herkennen de meeste ‘mensen’ voor het eerst Turiya. In die kloof, heeft het denken niet de overhand. Enkel gewaarzijn zegeviert. Op dat moment wordt gewaarzijn zichzelf gewaar en als apart van de waak-, slaap- en droomstaat.

20. Eén stap verder zul je begrijpen dat je zelfs voorbij Turiya bent. Turiya is nog steeds de getuige van alles, maar jij bent zelfs voorbij dit. Jij bent de kenner van gewaarzijn.

woensdag 7 januari 2009

De Kern (wordt vervolgd)

I. Denken

1. Denken is alles. Er bestaat enkel denken. Het denken creëert alles, van het atoom tot de cosmos, van een grassprietje tot een zandkorrel, van een olifant tot een bloem en de geur van de bloem. Je gevoelens, objecten die je ziet, je lichaam, je kwalen en pijnen zijn niets anders dan denken. Alles is denken: alles!

2. Vanuit de diepe slaap komt het denken en je droomt een gedroomd zelf en objecten. Er is niets anders dan denken.

3. Toch bestaat het denken niet. Het heeft slechts een schaduwbestaan. Het denken is niets anders dan wat ongecoördineerde gedachten in een denkbeeldige ruimte. Als je nauwkeurig kijkt, lijken ze net een droom.

4. Gedachten bestaan niet al lijkt dat wel zo. Daarmee bedoel ik dat ze niet tastbaar zijn, niet soliede, ze zijn niet permanent, net als een droomlichaam of droommensen. Wanneer je ze aandachtig observeert lijken ze op een droom.

5. Wanneer je uit een droom ontwaakt, verdwijnen de gedroomde beelden en je weet dat ze niet echt waren, louter verbeelding.

6. Zoals de droom verdwijnt wanneer je wakker wordt, zo gebeurt wanneer het denken en de gedachten als zuiver denkbeeldig worden gezien. De wereld is in eerste instantie ruimte en die is op zichzelf niet echt.

7. Het denken heeft een centrale gedachte, de ik-gedachte. ‘Ik’ is die ik-gedachte waar je de hele dag naar verwijst als ‘mij’ of ‘ik’. Er bestaat geen ‘ik’ waar de ik-gedachte naar verwijst. Geen enkel. Er bestaat met andere woorden geen object ‘ik’ dat afzonderlijk bestaat van andere objecten, mensen, plaatsen en dingen. Er is geen ego waar de ik-gedachte naar verwijst al lijkt dat wel zo. Er is geen scheiding tussen denkbeeldige objecten vermits ruimte zelf denkbeeldig is.

8. Er is enkel een ik-gedachte. Het is zoals een naam die naar niemand verwijst. Je denkt dat jij (‘ik’ als subject) bestaat, maar er is geen jij (‘ik’ als subject).

9. ‘Ik’ is louter een ik-gedachte. Het bestaat niet uit zichzelf tenzij als een gedachte en alle andere gedachten lijken verbonden met die ik-gedachte. Aan de ik-gedachte wordt verder alles opgehangen. Wanneer de ik-gedachte geen realiteit heeft, zie je dat de wereld ook geen realiteit bezit. ‘Ik’ is het ogenschijnlijke subject, de wereld het ogenschijnlijke object maar geen van beide bestaat zonder de ander. Beide zijn denkbeeldig.

10. De grote ontdekking is dat jij niet bestaat. Er is geen ‘ik’ of ego dat bestaat. Er is geen ‘mij’. De ik-gedachte is bedrieglijke dualiteit. Ik, jij is dualiteit. Binnen en buiten is dualiteit. Elke dualiteit hangt af van de realiteit van ik-gij, ik tegenover de wereld en uiteindelijk van de realiteit van de ik-gedachte of subject.

11. Wanneer je je realiseert dat jij (als een persoon) niet bestaat, verdwijnt de wereld onmiddellijk. Denkbeeldige ruimte verdwijnt.

12. Wanneer je beseft dat jij niet het denken bent, geen ding, besef je gelijk dat jij niet als persoon bestaat en dat ‘al wat is’ ook niet bestaat. Niets bestaat. Het is allemaal een droom die door het denken wordt gecreëerd.

13. Je kunt dit wel duizend keer horen maar het blijft een concept tot het ook jouw ervaring is. Het blijft een geloof, een idee.

14. Wanneer je dit realiseert, besef je dat er niets te doen valt. Er hoeft geen beslissing genomen te worden. Je bent nergens verantwoordelijk voor. Jij, als een ogenschijnlijk geest-lichaam, hebt niets meer te doen. ‘God’ doet alles, jij doet niets.

15. Alle menselijke problemen komen voort uit het geloof dat jij een afzonderlijk lichaam-geest bent. Wanneer je eenmaal ziet dat jij niet als dusdanig bestaat, komt grote, kalme vrede. Jij hoeft niets te doen vermits ‘het’ alles doet. (het helpt niet om die kracht namen als ‘God’ te geven, want labels verduisteren alleen maar en geven de indruk dat er zoiets als een verheven object bestaat).

Robert Adams, vertaald door No-body