donderdag 18 september 2008

Sri Nisargadatta Maharaj


Zijn we inmiddels op onze tocht terecht gekomen bij een ander boegbeeld van advaita, Sri Nisargadatta Maharaj. Hij is de bekendste vertegenwoordiger van deze non-dualistische leer van onze tijd. Hij werd ook wel Bidi Baba genoemd en hij overleed aan keelkaner in 1981, dus nog vrij recent eigenlijk. Zijn bijnaam Bidi is ontleend aan de tijd waarin hij van die kleine bidi’s rookte, kleine Indiase sigaretjes en ze in de straten van Bombay verkocht om in het onderhoud van zijn gezin te kunnen voorzien.

Hij was als leraar vooral belangrijk voor de reeds genoemde Nederlandse Alexander M. Smit. Smit stierf op zijn beurt totaal onverwacht aan een hartaanval op amper 50-jarige leeftijd. Maar voor een advaitist (of hoe noem je zo iemand? maakt de leeftijd waarop je heengaat helemaal niets uit: hij is immers nooit geboren, hoe zou hij dan ooit kunnen sterven.

Van Nisargadatta verschenen twee boeken waaonder “I am that” en ze werden beide vertaald door de hier reeds genoemde Wolter Keers die op zijn beurt leerling was van de Indiase goeroe Atamananda of Krishna Menon genoemd. Zowel Nisargadattta, Smit, Keers Yogananda en Atamananda kunnen worden gezien als charismatische goeroes die grote groepen mensen rond zich verzamelden en motiveerden.
Waar het in Advaita Vedanta hoofdzakelijk om gaat is zelfonderzoek. Wie ben ik werkelijk? Dat is de steeds weerkerende vraag die je je moet stellen. Nisargadatta, eigenlijk een niet zo makkelijk man in de omgang, bleef daar heel zijn leven op hameren. Stel je voortdurend die vraag: wie ben je werkelijk? Hij was daar onverbiddellijk in en heren van overal in de wereld met ronkende academische titels , liet hij binnen de kortste keren met de mond vol tanden staan.

Je moet ernstig, met bittere ernst zelfs onderzoeken wie of wat je bent. Daarbij komt het erop aan om alles wat je geleerd (aangenomen) hebt overboord te gooien want dat komt immers uit tweede hand en kan dus niet echt zijn. Het zijn niet meer dan ‘aannames’, geen feiten. Advaita houdt zich enkel bezig met feiten. Feiten die op zichzelf staaan want anders kunnen ze de Waarheid niet uitmaken.
Wat bijvoorbeeeld voor mij goed is, kan dit eventueel voor jou niet zijn en anderom. Zowat heel de wereld haatte wat Hitler deed, terwijl de man in Duitsland op handen gedragen werd. Alles is dus relatief en wat relatief is, is nooit echt.

Bij het aanvatten van dat zelfonderzoek zullen de meeeste mensen geloven dat ze hun lichaam zijn. Is dat zo? Het lichaam verandert voortdurend, miljarden cellen werken onverdrotoen samen zonde dat je daar de minste weet van hebt. Het lichaam verandert ook, dat merk je vanzelf als je een dagje ouder wordt. Het is dus zeker niet iets wat onafhankelijk en totaal op zichzelf als dusdanig bestaat. Hoe kun jij dan jouw lichaam zijn? Dan zou jij voortdurend iemand anders zijn nietwaar. Dan gaat iemand wat dieper nadenken en beweert hij dat hij dan zijn denken moet zijn, zijn gedachten en gevoelens. Maar ook die veranderen en wat meer is, je hebt er niet de minste controle over. Je hebt er geen enkele zeggingskracht over. Probeer maar eens een gedachte te denken die net daarvoor er nog niet was. Dat lukt je onmogelijk. Hetzelfde met gevoelens. Gedachten en gevoelens komen en gaan, zomaar, vanuit het niets. Een seconde voor een gedachte verschijnt heb je er niet het minste idee van wat die gedachte gaat zijn. Hetzelfde geldt voor gevoelens. Nu ben je triest, dan ben je weer vrolijk. Men gebruikt hierbij wel eens de mooie metafoor dat gedachten en gevoelens als wolken zijn die geruisloos aan de onbeweeglijke hemel voorbij trekken.

Zowel het lichaam als gedachten en gevoelens, de elementen waarvan je altijd hebt aangenomen dat je ze was, blijken niet meer dan relatieve verschijnselen waar je niet het minst over te zeggen hebt. Ze doen zichzelf. En ze bestaan zelfs niet echt want anders zouden ze eeuwig en altijd onveranderlijk aanwezig moeten zijn zonder afhankelijk te wezen van iets anders. Is een kar nog steeds een kar als je ze helemaal uit elkaar haalt en de afzonderlijke delen op tafel uitspreidt?
Dit is niet eenvoudig om zomaar aan te nemen maar daar gaat het nu net om, er hoeft niets aangenomen te worden, er moet onderzocht worden. Onderzoek naar de Realiteit. De enige, echte en uit wat we nu gezien hebben zijn noch ons lichaam, noch onze gedachten oif gevoelens de ware Realiteit.

Blijft de vraag overeind: wie zijn we dan wel? Want dàt je bent kun je niet ontkennen want om dat te ontkkennen moet je er eerst al zijn!

woensdag 17 september 2008

Bhagwan Shree Rajneesh


…beter bekend onder de naam Osho was een goeroe die later de Bhagwanbeweging stichtte. Hij was vooral bekend in de jaren ’70 waar ik hem graag bezig zag op de Nederlandse televisie. Wat velen zich nog van heml herinneren zijn vooral het feit dat hij meermaals in opspraak kwam en dat hij de trotse bezitter was van 96 Rolls Royces. ‘Bhagwan’ betekent eigenlijk ‘gezegende. Hij was dan ook in meer dan een opzicht ‘gezegend’ maar daar gaat het hier niet om. Waar het hiet vooral om gaat is dat hij erin geslaags is om diverse leringen met elkaar te verzoenen hoewel hij vooral een heel erg fervent Zenadept was.Ik besta. Ben je ooit diep in de gevoel gegaan? Ik besta. GA diep in dat gevoel naar binnen terwijl je gewoon zit: ik besta, ik ben. Voel het maar denk het niet want je kunt het ook in de mind zeggen maar dan is het gewoon nutteloos. Voel het tot diep in je gebeente. Voel het door je hele lichaam heen. Ik ben, meer niet. Wat bedoelde Osho toen hij dit zei? Je zit bijvoorbeeld gewoon in een of andere stoel. Wanneer je eenmaal gaat voelen dat je bestaat, dan word je je meteen van een heleboel dingen bewust. De druk bijvoorbeeld van jou gewicht op de stoel, de aanraking met de voering ervan, het fluweel. Je wordt je plots bewust van de luchtstroom doorheen de kamer, geluiden, ook die in je lichaam zoals het stromen van het bloed, het kloppen van je hart, de ademhaling die onafgebroken doorgaat en ook word je je plots bewust van een subtiel vibrerend gevoel in het hele lichaam. Het lichaam is iets dynamisch, het is niet statisch. Jij vibreert helemaal en dat gaat altijd zo maar door zolang je leeft. Die trilling is er.Hoe meer je je bewust wordt van al die vele dingen die gebeuren die zich binnen en buiten jou afspelen is dat wat Osho bedoelt met: ik besta. Als je je op die manier bewust wordt, stopt het denken. Het denken kan niet langer meer doorgaan als het bewust worden van alles wat gebeurt totaal is. Als je hiermee begint, voel je allerlei gedachten door je heengaan. Maar stilaan raken die gedachten op de achtergrond, ze verdwijnen haast en je voelt een afstand. Wanneer je eenmaal meer geworteld raakt in het loutere ‘zijn’, lijkt het alsof die gedachten niet meer bij jou gebeuren maar bij iemand anders. Bij iemand anders heel ver weg. En uiteindelijk, al je totaal gegrond bent – let op het woord – verdwijnt de mind. Jij bent er dan zonder een enkel woord, zonder een enkel denkbeeld.Waarom gebeurt dit nu? Omdat de mind een spediale functie is voor de omgang met anderen. Wanneer ik bijvoorbeeld met jou omga, moet ik mijn mind gebruiken, de taal, woorden. Dus zelf als je praat wanneer je alleen bent, ben je niet echt alleen want je praat dan nog steeds tegen iemand. Hoe kan dat nu dat je praat wanneer je alleen bent? Iemand is in je mind aanwezig en je praat tegen hem.Ik besta. Probeer het nu maar. Je kunt het rustig overal doen. Op de bus op op de trein of alleen maar terwijl je zit of op je bed ligt. Voel dan hoe het is.Voel hoe het is maar ga er niet over denken. Dan word je je er plots van bewust dat je vele dingen die bij je gebeuren nooit echt hebt gekend. Je hebt nooit echt je lichaam gevoeld. Je hebt je hand maar die heb je voordien nog nooit gevoeld. Soms is hij zwaar en verdrietrig en soms is hij blij en licht. Soms stroomt alles vanbinnen en soms is alles dood. Soms voel je hem levend, dansend en soms is het net alsof er geen leven meer in zit – ijskoud, dood. Nog wel aan je hangend maar niet meer levend. Wanneer je op die manier je wezen begint te voelen, gewaar te zijn, ga je de stemmingen van je handen kennen, van je ogen, van je neus en van je hele lichaam. Het is een geweldig verschijnsel met heel veel subtele nuances. Het lichaam blijft je maar van alles vertellen en jij bent er nooit om het te horen. En overal om je heen gebeurt precies hetzelfde; het bestaan gaat maar door om op stubiele manieren in je door te dringen maar je bent je er niet van bewust.Je bent er nooit om het te ontvangen, om het welkom te heten. Wanneer je het bestaan op die manier begint te voelen, komt ook de hele wereld op een volkomen nieuwe manier tot leven; je hebt dat nooit eerder gekend. Dan loop je bijvoorbeeld door dezelfde straat en die straat is niet meer hetzelfde omdat je nu gegrond bent in je bestaan, in je wezen. Je ontmoet nog steeds dezelfde vrienden maar ze zijn niet meer dezelfde omdat jij nu anders bent. Je komt thuis bij de vrouw waar je al jaren mee samenleefde en ze is niet meer dezelfde.Nu je bewust bent geworden van je eigen wezen, word je je bewust van het wezen van de ander…

zondag 14 september 2008

Alexander Smit


Het moet nu een jaar of vijftien, zestien geleden zijn geweest. Het was een heuglijke dag want mijn leven plofte plots en zonder schijnbare verwittiging in elkaar: mijn vrouw met wie ik bijna twintig jaar samen was geweest en waar ik twee kinderen bij had, verlieten mij. Er was geen weg meer terug en dus moest het maar. Van de ene op de andere dag kwam ik zo letterlijk op straat te staan. Mijn zelf opgezette bedrijfje kon ik wel vaarwel zeggen en ik woonde toen in West-Vlaanderen waar ik hoegenaamd niemand kende en daar ook geen enkle reden toe, het laatste gebied mij de eerlijkheid om dat te zeggen want het was wel zo.

Ik kon dus geen kant meer op en besloot onverrichterzake naar mijn geboortedorp terug te keren waar mijn ouders mij tenminste nog enigszins konden opvangen en onderdak geven. Ik zei het al, ik leefde van de uitkering, dronk mezelf elke dag moed in om de dag door te komen en toen kwam er een dag waarop ik zag dat het zo niet langer verder kon. Ook mijn eigen kinderen hadden mij de rug toegekeerd wat ik hun niet eens echt kwalijk nam, zo zijn kinderen immers. Keihard. Ik begon uit verveling heel veel te lezen en dan nog wel het soort boeken waar ik vroeger nooit enige belangstelling voor getoond had. Spirituele boeken. Ergens boden ze me soelaas voor mijn totaal uitzichtloze situatie. Wat had ik te verliezen? Maar wie schetst mijn verbazing, doen die dinge me in bealag begonnen te nemen, ze begonnen me echt te boeien. Ik haalde elke week in de plaatselijke bibliotheek mijn portie lektuur. Ik las over Tao, over Zen en dan nog vooral over het Thibetaanze boeddhisme, waarschijnlijk omdat ik de Dalaï Lama een oud maar wijs man vond, toen nog wel. Nu vind ik het niet meer dan een of andre monnik die elke dag dezelfde kleren aantrekt en zijn dag doorbrengt met het plegen van meditatie en andere vreemde bezigheden. Maar ik herinner me nog wel dat ik hem hoe dan ook ‘wijs’ vond. Een man die schijnbaar wist waarover hij sprak en hij pleegde in elk geval in mijn ervaring geen geweld, ook niet tegen de Chinese agressors die zijn land stilaan maar zeker kapot maakten.

Van het Tibetaanse boeddhisme met zijn vele rituelen en gebedstrommels en hun ‘om om’ gezang kreeg ik echter al snel genoeg. Het stond te ver van mijn wereld die er niet rooskleurig uitzag. Een goede Duvel of een fles wodka gaf mij meer voldoening. Maar het bleef maar terugkomen en ik dacht aan nog een verslaving ondanks mezelf en ik begon liters boeken te verslinden over Zen. Zen vond ik minder nonsens uitstralen tot ik uiteraard ook mijn eerste stappen zette om aan zazen te gaan doen. Ik zag van alles en niet alleen door de drank maar vooral omdat ik van al dat stil zitten gek werd. Maar ik las nog meer verheven boeken en kwam daarna bij het ‘gewone boedhisme’ terecht. Maar dat is zo passief. Dat doet zo weinig behalve met een bedelnap rond de straat lopen en om eten bedelen en mediteren natuurlijk. Maar daar had ik ondertussen mijn buik al meer dan vol van. Mediteren met een kater van hier tot in Tokyo lukt niet zo heel best. Zo ging het een aantal jaren op en neer tot ik door omstandigheden in Gent terecht kwam. Vraag me niet meer hoe dat liep want het was louter toeval en toeval valt zoals we allemaal weten ons gewoon ‘toe’.

Daar ging de hemel voor mij open want toen ik de –plaatselijke, locale bibliotheek drie keer had uitgelezen over Tao, Zen en andere rotzooi, vond ik in Gent het paradijs: de immense stadsbibliotheek waar boeken stonden waar ik nog nooit had van gehoord. Ik was nog steeds op zoek maar wist zelf niet eens naar wat behalve geregeld naar een voorraad drank

En dan gebeurde wat ik bijna eenmirakel zou durven noemen omdat ik bij lange niet ooit gevoelens in die richting had rekening gehouden. Een priester zat er zeker niet bij mij in, die mannen met hun lange rokken boezemden me eerlijk gezegd wat schrik in; ik vertrouwde ze zelfs helemaal voor geen cent. En zo gebeurde dat ik op een dag tussen de vele rekken in de Gentse stadsbibliotheek glimlachendtond te genieten zonder enige daaarvoor aanwsiijsbare reden toen eer een boek in mijn handen viel. Letterlijk. Ik had er niet adhter gezocht en het heeft me jaren gekost voor ik er achter kwam dat het een hindoeïstiche thematiek –behandelde. En ik meen me te herinneren dat ik zelfs een broertje door had aan alles wat ook maar naar hindoeïsme rook. Ik vind het ook zo onprettig ruiken, ik weet niet wat jullie daar van vinden. In elk geval erger dan de meest ongewassen soutane van een katholiek clownesk figuur. Maar ik heb altijd al de gewoonge gehad om vrij naÏef door het leven te gaan, dus dat kon er nog wel bij en ik stelde me geen vragen, ging niet op onderzoek uit zoals sommige serieuze mensen dat wel plegen te doen.

Het was een boek van de hand van Alexander Smit met de weinig zeggende en erg korte titel ‘Bewustzijn’. Ik dacht nog even, een beetje bewust worden is niet zo erg had ik nog niet veel van terecht gbracht in mijn kromgegroeide bestaan. Het boek ging mee de tram op. Samen met nog een heleboel andere literatuur want ik haat het om zonder leesvoer te vallen en stel je voor dat het boek niks voorstelde.

Het liep enigszinds anders want het is het belangrijkste boek in mijn leven geworden. Ik werd er totaal door overhoop gesmeten, door elkaar geschokt en kon met de beste wil van de wereld niet geloven wat ik zat te lezen.

Zo is Alesander in mijn leven gekomen. Ik heb hem helaas nooit in levenden lijve mogen ontmoeten maar nu lijkt het alsof ik hem altijd gekend heb. Het boek werd een bijbel voor mij en ik heb het meer dan een keer gelezen. Later zijn er nog vaal andere werken van die strekking gekomen maar ze gingen allemaal over hetzelfde: het mysterie dat het Leven is, het mysterie dat IK BEN.